Home | Biografie | Ontij | Schrijfsels | Links | Contact |
Terug naar schrijfsels
Het
Kerstdiner
‘Dan had ze maar meteen eerlijk moeten zijn, dan had ze het
kunnen voorkomen’, Agnes controleert haar lippenstift in de spiegel. Lucy keek
haar moeder verbijsterd aan. ‘Jij dacht dat ze reden had om de autoriteiten te
vertrouwen?’ Agnes haalde haar schouders op. ‘Niet mijn probleem. Liegen is
liegen. Zo, tijd voor koffie.’ Boosheid borrelt bij Lucy op. ‘De orde is weer
hersteld. We gaan koffiedrinken. Zo werkt dat dus bij jou. Bij mij niet. Je
kunt vertrekken.’ ‘Maar schatje, het is kerst’, ontdaan kijkt Agnes naar haar
dochter. ‘Dat had je je anderhalf uur geleden moeten bedenken.’ Lucy trekt haar
jas aan. ‘We moeten snel zijn’, zegt Jim. ‘Ik ga ze achterna, misschien kan ik
nog iets voor haar doen. Als ik terugkom, ben jij weg. Ik hoef je niet meer te
zien.’ Lucy gaat naast Jim in de auto zitten en laat de dag nog eens aan zich
voorbijtrekken.
‘Je kijkt als een kip naar het onweer.’ Jim komt weer binnen
en pakt het klaargelegde bestek van het tafeltje. ‘Schiet je op, ze komen over
een uur en je wilde je nog douchen zei je.’ ‘Ja.’ Lucy gooit snel het afval
weg. Misschien had Jim de tonijn gisteren gebruikt voor de pasta. Ze schudt
haar hoofd. ‘Gewoon laten gaan.’
Het is familietraditie om in avondkleding te dineren op
eerste kerstdag. Een traditie die ooit is uitgevonden door haar vader. Hij
hoefde zelf niet in de keuken te staan. Ze begrijpt niet hoe haar moeder dat
allemaal voor elkaar had gekregen. Nu wil zij dat doen. Voor de hele familie,
zonder hulp. Behalve dan van Jim die de tafel dekt en glazen inschenkt. Op het
prikbord hangt een planning van het kerstdiner waar menig militair met afgunst
en bewondering naar zou kijken. Om het allemaal een beetje lastiger te maken,
planningtechnisch gezien, had haar vader in al zijn wijsheid besloten dat voor
het diner het kerstverhaal werd voorgelezen. ‘En het geschiedde in diezelfde
dagen dat er een gebod uitging van den keizer Augustus…’ Dat niemand nog gelooft
in Jezus als verlosser, maakt pa niets uit. En zo zat ieder jaar iedereen
klokslag acht uur in avondkleding te luisteren over de geboorte van een kind
dat straatarm werd geboren terwijl ze dachten aan het copieuze maal dat hen te
wachten stond.
Behalve Lucy, want zij heeft als kok dispensatie en mag naar
believen van tafel gaan. En daar maakt ze dankbaar gebruik van. De consommé moet
in de borden worden geschept en gegarneerd met peterselie. Jim rolde met zijn
ogen toen ze wegliep. Hij moest die hele lijdensweg van het kerstverhaal
uitzitten. Zacht doet Lucy de keukendeur open en gooit hem van schrik meteen
weer dicht. Haar keuken is een ravage. In die puinhoop staat een broodmager meisje
dat waarschijnlijk erger is geschrokken dan zijzelf. Lucy hoort haar vader
nadrukkelijker voorlezen. ‘ “…En leide hem neder in de kribbe, omdat voor
henlieden geen plaats meer was in de herberg.” Shit, Jezus is al geboren. Ze
haalt diep adem en doet de keukendeur open.
Spetters consommé ligt overal, de kalfstong is in ruwe stukken gesneden en
ligt op het aanrecht. Het meisje heeft het dessert, de cranberrybavarois, in
haar handen. Althans, de restanten daarvan. Lucy bekijkt haar goed. Ze zit
onder de zwarte vegen. En de trui die het meisje aanheeft -haar trui die ze al
een halfjaar kwijt is-, is zo goor dat Lucy ervan walgt. Lucy steekt voorzichtig
een vinger uit en prikt in de arm van het meisje om te voelen of ze echt is.
Die gromt dreigend. Lucy trekt verschrikt haar hand terug. Niet wetende wat ze
met de situatie aanmoet legt ze de kalfstong terug in de oven, warmt het
restant consommé op en haalt een vaatdoekje over het aanrecht. Het meisje beweegt
niet maar volgt Lucy met haar bruine ogen. Iedere vezel in haar lijf lijkt
gespannen. Lucy draait zich om. ‘Wie ben jij?’ Het meisje knippert met haar
ogen. ‘Who are you?’ Lucy herhaalt de vraag in het Engels. Het meisje zegt
niets. Lucy zet de soepborden klaar om de consommé erin te scheppen. ‘Je had
alleen hoeven te vragen of je hier mocht eten.’ Jim komt binnen. ‘Nou, Jezus is
geboren hoor. Je vader is opgehouden met voorlezen. Nu is het tijd voor soep.
Pardon, consommé.’ Hij kijkt verbaasd naar het meisje. ‘Zo, en jij bent?’ Jim
steekt joviaal zijn hand uit naar het meisje die nog steeds de
cranberrybavorois omklemt. ‘Beetje verlegen?’ Hij lacht en zegt tegen Lucy: ‘Is
dit weer zo’n projectje van je?’ ‘Nee, ze stond ineens in de keuken. Ze zegt
geen stom woord maar heeft wel een voorschot genomen op het kerstdiner.’ ‘Oké,
we kijken later wat we met jou gaan doen. Ondertussen ga jij lekker hier
zitten.’ Jim neemt de kom met bavarois en zet het in de koelkast. Op een bordje
legt hij wat toastjes. ‘Alsjeblieft. Volgens mij vind jij dit ook lekker.’ Lucy
kijkt verbijsterd. ‘Jim’, begint ze. ‘Niet nu Luus, het is kerst. Dat meiske blijft
en eet mee hier in de keuken. Wel zo relaxed. Of wil je haar soms aan je moeder
voorstellen?’ Jim trekt zijn wenkbrauwen vragend op. ‘Ik zorg voor dit meisje,
jij richt je op het eten. Don’t worry.’ Jim loopt achter Lucy aan. ‘Waar bleven
jullie nou?’ Agnes klinkt gepikeerd. Jim zet de borden neer en knipoogt naar
Lucy die zich een beetje ontspant. Nu ze het meisje heeft gezien weet ze ook
waar al dat eten is gebleven. Ze is in ieder geval niet gek geworden.
Na de consommé is volgt de salade. Lucy heeft geen idee wat
daar nog van over is. Jim pakt resoluut witlof, peren en een stuk gorgonzola.
‘Die dressing van jou kan er prima bij.’ Handig snijdt hij de peren in partjes
en verdeelde het met wat witlof op de bordjes. Daarna kruimelt Lucy er de
gorgonzola over en drupt er de dressing overheen. Het meisje zit nog steeds in
de ouderwetse ziekenstoel en keek met grote ogen naar de verrichtingen van Lucy
en Jim. Jim vangt haar
blik op. ‘How long are you hiding here?’ Het meisje steekt één vinger op. ‘One
week, one month, one year?’ Jim raadt maar wat. Het meisje knikt. ‘Eén jaar?
Serieus? Wow, you’re good at hiding.’ Het meisje laat een flauwe glimlach zien.
Lucy kijkt eens goed naar het meisje. Ze ziet er mager en smoezelig uit. Haar
ergernis maakt plaats voor medelijden. Ze maakt een extra bordje met salade en
zette dat, met een glas vruchtensap, neer bij het meisje. ‘Blijf lekker zitten
bij de warme kachel.’ Het meisje voelt tussen duim en wijsvinger aan de zachte
stof van Lucy’s jurk. ‘You’re a refugee?’ Jim stelt de vraag van achter het
aanrecht terwijl hij de parijse aardappeltjes alvast in de pan doet om te
bakken. Het meisje knikt angstig. ‘You can stay here’, zegt hij en vloekt zacht.
‘Verdomme, wat doen ze die mensen aan.’ Lucy wil al gaan om de salade uit te serveren.
‘Ze moet hier in zijn getrokken toen het huis leeg stond voor de vorige
eigenaren’, zegt Lucy zacht. Jim bromt instemmend.
‘Het duurt wel lang hoor’, zegt Agnes korzelig. ‘Het ziet er
heerlijk uit’, zegt Krijn en hij buigt zich naar zijn vrouw. ‘Dat heeft ze van
jou. Toe Agnes, rustig.’ ‘Ja, nou anders zitten we hier om twaalf uur nog’,
verdedigt Agnes zich. Krijn zuchtte. ‘Mam, Lucy doet dingen anders dan jij. Je
mag tussen de gangen door vast wel even naar buiten om te roken.’ ‘Ik ben
gestopt. Al zeven maanden’, zei Agnes en trok een gezicht alsof ze daar nu spijt
van had. Wanneer Lucy met vuile saladebordjes terug in de keuken komt treft ze
tot haar verbazing het meisje aan achter het fornuis, de aardappelen stuk voor
stuk omdraaiend. ‘Thank you’, zei Lucy. ‘Hoe heet je eigenlijk?’ Het meisje kijkt
haar aan. ‘Lucy’, zegt Lucy en ze wijst op zichzelf. Het meisje schrijft haar
naam op een papiertje. ‘Hajir’, zei Lucy. ‘Beautiful name.’ Hajir doet de
aardappelen in een schaal. Lucy pakt de kalfstong uit de oven en bedekt de lelijke
gedeeltes met uienringen. Hajir kijkt er bedenkelijk bij. ‘You don’t like it?’
Vraagt Lucy. Hajir schuft met een vies gezicht haar hoofd. Lucy grinnikt. ‘Verstandig
dat je niet praat, ze mochten je eens horen.’ Lucy kijkt peinzend in de
ijskast. ‘Ik maak wel een grand dessert, dan is dat ook opgelost.’
‘Tegen wie praat jij zo?’ Vraagt haar moeder als ze de kamer
binnenkomt. ‘Hoezo? Ik zal wel in mezelf gepraat hebben?’ Lucy wuift het weg. ‘Ja,
toen ik naar het toilet ging hoorde ik je praten’, Agnes kijkt bezorgd. ‘Kun je
het wel aan? Moet ik je helpen?’ ‘Nee’, zegt Lucy snel, iets te snel. Agnes
kijkt argwanend. ‘Alles is onder controle, Agnes’, zegt Jim. ‘Zo’n eerste
kerstdiner voor de familie is gewoon spannend.’ ‘Weet je nog Agnes toen wij net
getrouwd waren en je mijn ouders uitnodigde’, zegt vader Krijn. ‘Die
varkensrollade was niet gaar.’ ‘Het was wel gaar’, sist Agnes nijdig. ‘En bovendien
was die oven niet goed meer.’ Jim kijkt met pretogen naar Lucy die snel een hap
neemt om een lach te verbergen. Haar moeder maakt zich druk om iets dat al meer
dan vijfendertig jaar geleden gebeurd is en zij heeft een vluchteling in de
keuken. Het moet niet gekker worden.
Drie kwartier later valt Lucy’s mond open van verbazing.
Hajir rangschikt druiven en walnoten keurig om de kazen heen op verschillende houten
plankjes, terwijl ze kijkt in een geïllustreerd kookboek ter voorbeeld. ‘Hajir,
you’re a saint’, zegt Jim die achter Lucy aan is gelopen. Hajir wijst op de
planning op het prikbord. Onwillekeurig is Lucy onder de indruk. Hajir pakt
Lucy’s hand en wijst op het aanrecht. Daar staat appelgebak, marsepein, het
restant cranberrybavarois en een bak vanilleijs. Jim knikt. ‘A grand dessert
would be great.’ Hij pakt het ijs en zet het in de koelkast. ‘Anders smelt het
wel heel snel. ‘Wil je iets?’ Lucy maakt een uitnodigend gebaar naar de kazen.
Hajir pakt met een scheef lachje een schaaltje met druiven en walnoten dat op
het aanrecht staat en gaat zitten in de met bruin en oranje beklede
ziekenstoel.
Na de kazen volgt het dessert dat zelfs de goedkeuring van
Agnes kan wegdragen, al kan ze een speldenprik niet nalaten. ‘Dit is een beter
dan de vorige gangen.’ Jim kijkt meewarig naar zijn schoonmoeder. Zij legt zijn
blik anders uit. ‘Ik help met afruimen, jullie zien er moe uit.’ Dan pakt ze de
dessertbordjes en loopt zonder dat iemand haar kan tegenhouden naar de keuken.
‘Mam, nee. Ik wil het niet hebben’, probeert Lucy nog. ‘Onzin. Ik ben gewoon
een goede gast.’ Lucy loopt met snelle passen achter haar aan. ‘Mam…’ Het is al
te laat. Haar moeder loopt de keuken in. Verbijsterd kijkt Agnes naar Hajir die
van schrik een aardappelschilmes pakt en dat dreigend omhoog steekt. ‘Mam, ik
kan het uitleggen. Hajir, don’t, please.’ Lucy pakt het mes van Hajir af. ‘Mam,
dit is Hajir. Ze blijft bij ons deze kerst.’ ‘Het is een terroriste. Dat zie je
toch zo? Met die vieze kleren en dat mes’, sist Agnes. ‘Nou spreek op meisje,
wat wilde jij doen?’ Agnes gaat dreigend voor Hajir staan. Hajir deinst
achteruit. ‘En nu opeens zielig doen hè?’ zegt Agnes schamper. Dan pakt ze
Hajir bij haar arm en gooit haar op de grond. ‘Zeg mij wie jij bent.’ Hajir
steekt afwerend haar linkerarm omhoog. ‘Mam, doe normaal. Dit is Hajir. Ze doet
niemand kwaad.’ Lucy helpt Hajir overeind. Agnes stormt weg. Jim kijkt naar
Lucy. ‘Je moeder zal toch niet iets raars gaan doen?’ Boven in de logeerkamer horen
ze Agnes tekeergaan tegen Krijn die haar achterna is gegaan. ‘Bij ma is het
altijd veel geschreeuw en weinig wol. Laat haar maar even’, zegt Lucy. Ze ruimen
op. Hajir zit na te trillen in haar stoel.
Als ze klaar zijn en Lucy koffie wil zetten horen ze een
auto op de oprit en er wordt aangebeld. Jim doet open. Er staan twee
politieagenten voor de deur. ‘Goedenavond, wij hebben een melding gekregen dat
er een indringer is die heeft gedreigd met een mes’, zegt een oudere agent met
een vierkante bril. Agnes loopt de trap af. ‘Ja, dat was ik.’ In geuren en
kleuren geeft Agnes haar versie van wat er is gebeurd terwijl Jim zijn
schoonmoeder probeert af te remmen. ‘Zo erg was het nou ook weer niet. Krijn,
zeg jij ook eens iets.’ Jim kijkt naar zijn schoonvader die zich duidelijk geen
raad weet met de situatie. ‘Mogen wij deze Hajir zien?’ Vraagt de tweede agent
met het donkere haar. Zonder haar dochter een blik waardig te keuren gaat Agnes
de agenten voor naar de keuken. Daar zit Hajir nog steeds ineengedoken in de
ziekenstoel. ‘Kunt u zich identificeren?’ De agent met het donkere haar vraagt
het op barse toon. ‘Do you have a
passport or any other form of identication?’ De oudere agent
praat in zijn mobiele telefoon en beschrijft Hajir. Hajir zegt niets, ook niet
na verder aandringen van de agent.
Ondertussen tettert Agnes door over Hajir en overdrijft daarmee
schromelijk. ‘Mam, dat is niet waar. Maak het niet erger dan het is’, sist Lucy
haar moeder toe. De agent vraagt nogmaals aan Hajir of zij zich wil identificeren.
Hajir klampt zich huilend aan Lucy vast en huilt schokkerig. ‘Nou, zeg eens
iets. Say something.’ De stem van de agent klinkt hard en streng. En terwijl de
tranen over haar wangen stromen spert Hajir haar mond wijd open. Lucy gilt van
schrik, voelt dat haar maag zich omkeert en rent kokhalzend naar het toilet.
Op de achtergrond hoort de agent in de mobiele telefoon
zeggen: ‘Het lijkt erop dat haar tong is afgesneden… Ja, dat hoor je goed. Ze
heeft alleen nog maar een stompje. Kunnen jullie daar iets mee in het
signalement? Oh, je hebt haar naam al. Uit
Somalië. Twee keer een andere naam opgegeven. Nee, dat begrijp ik, dat
mag niet. Ja, naar Ter Apel en dan terug. Ja, jij ook. Zalig kerstmis.’